Het voorwoord start met volgende quote : “Zoek ik een ander woord voor ‘muziek’, dan valt mij niets anders in dan ‘Venetië”. Friedrich Nietzsche
Zo begint ‘De klank van de stad : een cultuurgeschiedenis van Venetië’ van Eric Min & Gerrit Valckenaers. Wat volgt is een wervelende reis doorheen de eeuwen. Beginnend met zij die Venetië groot maakten, de 16de-eeuwse schilders Tintoretto, Titiaan en Veronese, en natuurlijk de componisten, want San Marco is niet enkel een lust voor het oog, de akoestiek is overweldigend. Op 12 december 1527 doen de Venetianen een toptransfer tijdens de wintermercato. Adriaan Willaert wordt aangesteld als kapelmeester. Hij perfectioneert de techniek van de cori spezzati – twee of drie groepen van vier stemmen werden door Willaert her en der in de ruimte van de basiliek geplaatst om zo de ultieme beleving te verkrijgen. Als ik het me probeer voor te stellen, krijg niet alleen ik, maar ook de tafel waarop ik steun, het boek op diezelfde tafel, het licht dat op het boek valt – met z’n allen krijgen we kippenvel (heb je ooit licht kippenvel zien krijgen? fan-tas-tisch). Willaert werd meteen een van de best betaalde musici in Europa.
Een kleine eeuw later, oktober 1613, overtuigden ze Monteverdi om Mantua in te ruilen voor de dogestad. Hij mocht zich uitleven in urenlange vespers en monumentale muziekuitvoeringen die weinig rekening hielden met de liturgische regels van Rome. Hier gelden immers de regels van de doge en niet die van de paus. Net zoals in de antiklerikale universiteit van Padua – een voorpost van Venetië – waar Vesalius lijken mag opensnijden en Galilei, zonder vrees voor vervolging, kon beweren dat de aarde rond de zon draait. Venetië was een culturele broedplaats, een vrijhaven voor nieuwe ideeën.
Een eindeloze stoet van ronkende namen trekt jaar na jaar, eeuw na eeuw naar Venetië. Schilders, schrijvers, dichters, beeldhouwers, allen aangetrokken, allen verleid, allen hopend op inspiratie. Het was wachten op componist Luigi Nono, kind van de stad, ‘Maestro di suoni e silenzi’, die de stad iets lijkt te geven in plaats van iets … te ontfutselen. Met de klank en de ruimtelijkheid van zijn muziek is de cirkel met de oude Venetiaanse muziek – die reeds begon bij het over het water resonerende gezang van de gondeliers tot aan de chori spezzati – rond.
‘Il canto Sospeso’ (1956) is een cantate gebaseerd op fragmenten uit de afscheidsbrieven van ter dood veroordeelde antifascistische verzetsstrijders.
In 1960 componeerde hij de opera ‘Intolleranza’ over de onverdraagzaamheid tegenover een immigrant-mijnwerker, en zo kom ik naadloos bij de allerlaatste zinnen van het nawoord: ‘Wij dragen dit boek op aan de nagedachtenis van Pateh Sabally, de tweeëntwintigjarige vluchteling uit Gambia die in januari 2017 in het Canal Grande sukkelde en verdronk – was het zelfmoord? De omstanders grepen niet in maar legden het tafereel vast met hun smartphones, terwijl racistische kreten over het water stuiterden. Wees gerust : de filmpjes zijn op YouTube te zien’.
(as)